Vertrouwen

Een van de dingen die ik zo mooi vind aan mijn vak van verpleegkundige is dat mensen je vanalles toevertrouwen. Je komt ergens binnen, stelt je voor en vrijwel direct is er die vertrouwensband daar hoef je vaak niet meer voor te doen dan jezelf te zijn.

Toen ik als 17 jarige als leerling op mijn eerste afdeling werkte had ik allemaal leerdoelen die ik moest behalen. Een van die leerdoelen was contact opbouwen met de patiënt en uiteraard ook contact afbouwen met de patiënt. Ik weet nog goed dat ik er iets over op moest schrijven. Weken hikte ik daar tegenaan want ik kwam niet verder dan: Hallo ik ben Jolanda en Dag, wel thuis. Maar dat bleek de bedoeling niet.

Uiteindelijk heb ik de handtekening onder dit doel gekregen. Hoe? Ik zou het echt niet meer weten. Het doel zit nog altijd in mijn hoofd. Ik denk er nog vaak aan. Want voor mij is het nog altijd niet meer dan binnenkomen en me voorstellen, waarmee het contact direct wordt opgebouwd. En niet alleen het contact met de patiënt, cliënt of bewoner maar ook zeker met zijn of haar familie.

Keer op keer blijf ik het bijzonder vinden dat het zo vanzelfsprekend lijkt dat je als verpleegkundige ineens onderdeel uitmaakt van iemands leven. Levensverhalen worden verteld, geheimen gedeeld. Geen vraag die me nog nooit is gesteld. Vaak zonder schaamte want tja jij als verpleegkundige zal het wel gewend zijn. En ik? Ik doe dan ook net alsof alles de gewoonste zaak van de wereld is. Al heb ik echt wel eens moeite om verbazing of lachen te verbergen.

En het contact afbouwen? Het is voor mij nog steeds zo simpel als hoe ik daar als 17 jarige over dacht. Ik zeg ze gewoon gedag. Zo simpel is het voor mij.

Ik zou wel willen weten hoe dat voor jou is? Uit oogpunt van verzorgende maar ook als patiënt. Ik ben erg benieuwd!

Alarmknop

Het is 7.25 uur, mijn dienst zit er bijna op als de telefoon gaat. De centralist vertelt me dat er een door een mevrouw op de alarmknop is gedrukt. Er wordt niets gehoord via de spreek/luisterverbinding en ook neemt mevrouw de telefoon niet op. 

Direct weet ik dat ik nog niet naar huis kan en zoek het adres en de sleutelregeling op in het systeem en ga op weg. 

Terwijl ik aan het rijden ben denk ik na over wat er aan de hand zou kunnen zijn. Zo’n alarmknop is er voor als iemand in nood is. Het hangt aan een ketting om iemands hals of als armband om de pols. De persoon die alarmeert kan bijvoorbeeld gevallen zijn of medische hulp nodig hebben. Soms is het loos alarm omdat iemand perongeluk op de alarmknop is gaan liggen en dan schrikt de bewoner enorm als wij ineens in huis staan. 

Inmiddels ben ik aangekomen bij een verzorgingshuis waar de sleutel van mevrouw in de kluis hangt. Kleur en nummer van het label staan in het systeem. En zoeken maar…. Helaas de sleutel vind ik niet. Medewerkers van de dagdienst zoeken met me mee maar ook zij zien de sleutel niet in deze kluis hangen. 

Waarschijnlijk heeft de medewerker, die deze ochtend deze mevrouw op haar planning heeft staan, de sleutel al opgehaald. Na wat heen en weer bellen staan de betreffende medewerker en ik om 8 uur bij mevrouw op de stoep. 

Met de sleutel open ik de voordeur, druk op de deurbel en roep: “Goedemorgen!”. Ik krijg geen reactie. Al roepend loop ik verder het huisje in. Wat zal ik deze keer aantreffen? In de slaapkamer vind ik mevrouw, ze ligt in haar bed.  De alarmknop zie ik met een ketting aan haar rollator hangen. Perongeluk de alarmknop ingedrukt hebben is hierdoor uitgesloten. Maar wat is er dan aan de hand? 

“Goedemorgen mevrouw, u heeft de alarmknop ingedrukt?” “Oh ja goedemorgen, dat klopt.” “Wat is er aan de hand?”, vraag ik. 

Haar antwoord: “Ik wil graag mijn steunkousen aan”.

Verbouwereerd staar ik haar aan. Een foto is niet nodig om een indruk te geven van mijn gezichtsuitdrukking want daar kun je vast naar raden. 

Ook dit is mijn werk! 

  

Bedankt voor het lachen

Het is 23.15 uur, mijn dienst is net begonnen en de telefoon gaat. De alarmcentrale vertelt me dat mw De Graaf heeft gebeld omdat het uitkleden haar niet lukt. Ik herken haar naam en adres vanuit de overdracht. Mijn collega is er vanmorgen nog geweest omdat mevrouw was gevallen. 

Ik pak mijn spullen bij elkaar en stap in de auto. 25 minuten later arriveer ik in de straat. En dan is het zoeken naar het juiste huisnummer. Zo’n moment waarop ik me altijd afvraag waarom het niet verplicht is dat huisnummering vanaf de straat goed zichtbaar moet zijn. Uiteindelijk snap ik de nummering en vind ik het juiste huis. Mevrouw zag me blijkbaar al aankomen want ze heeft de deur open gezet. Wat een vertrouwen! 

Binnen tref ik mw De Graaf in de woonkamer. Het is duidelijk dat de val van vanmorgen voor veel spierpijn heeft gezorgd en dan is het ook lastig om broek, kousen en schoenen uit te krijgen. 

Mevrouw voelt zich bezwaard dat ze me moest bellen. Het huilen staat haar nader dan het lachen. Ze verontschuldigd zich meerdere malen. Al vertel ik haar dat ik haar graag help en dat het mijn werk is, mevrouw blijft het allemaal heel vervelend vinden. 

Het valt me op dat ze met haar hand voor haar mond praat en als ik hier iets over zeg krijg ik het antwoord dat ze haar tanden niet in heeft. Ik lach naar haar en vertel haar dat ik alleen maar nachtdiensten doe en dat kunstgebitten mij altijd vanachter het glas gedag zeggen. Mevrouw kijkt me aan en begint te lachen. Eindelijk de spanning doorbroken. Je weet het mooi te vertellen, zegt ze. 

Terwijl ik mevrouw met haar kleding help vraag ik haar naar haar leeftijd. 86 jaar is ze, vertelt ze vol trots. Wat een leeftijd he meisje? Ik antwoord dat ik nog niet eens op de helft zit. Waarop ze zegt, ach voor je het weet ben je 80 hoor, geniet er maar van. 

De televisie moet nog uit maar ze weet niet hoe dat moet. Terwijl ik zoek naar de afstandsbediening vertelt mevrouw: “Ik heb hem net nieuw. Belachelijk toch? Waarom zou je op mijn leeftijd nog zoveel geld uitgeven? Maar ja die andere deed het niet meer dus mijn kinderen vonden dat ik een nieuwe moest kopen. Zo blijft er weinig erfenis voor ze over als ik dood ga.”

Ach maar mevrouw dan is misschien wel minder geld maar dan hebben uw kinderen wel een hele mooie televisie, hoor ik mezelf eruit flappen. Even is het stil maar dan hoor ik vanuit haar bed een schaterlach. Hahahahahahaha, oh meisje dank voor je hulp maar nog meer bedankt voor het lachen. Zo is deze dag toch nog zonnig geëindigd. 

Lachend sluit ik de deur van haar huisje en loop ik terug naar mijn auto. Wat een heerlijk begin van mijn dienst. 

  

Beelden 

Het is 1.30 uur als mijn alarmeringstelefoon gaat. Aan de andere kant van de lijn vertelt de centralist mij dat een man van 85 in een naburig dorp heeft gealarmeerd. Hij heeft haar verteld, via de spreek/luisterverbinding, dat hij heel erg benauwd is en hulp nodig heeft.  

Ik noteer het adres, check deze op de alarmeringslijst en stap, nadat ik mijn collega heb verteld dat ik op pad ben, in mijn auto. De navigatie laat me zien dat het 25 minuten rijden is. Dat is best nog een eindje. De centralist van de alarmcentrale vertelde mij dat meneer niet heel erg benauwd klonk dus ga ik er van uit dat het niet nodig is om op dit moment andere hulp in te schakelen en dat ik die tijd heb om er rustig heen te rijden. 

Onderweg bedenk ik de verschillende scenario’s die ik straks kan aantreffen. Meer voorbereiding dan dat is helaas niet mogelijk. Ik ben niet eerder bij deze cliënt geweest en ken zijn naam ook niet vanuit de rapportages. 

Na even zoeken kom ik aan bij een klein oud boerderijtje. Het is er donker maar binnen brand er gelukkig wel licht. Via een zijdeurtje die veel weg heeft van een staldeur kan ik de woning binnen.  Ik open de deur en roep: “Goedenacht, ik ben de verpleegkundige. Waar kan ik u vinden?”

Enigszins verbaasd komt meneer naar me toe lopen. Geheel aangekleed, alsof hij zo op stap gaat. Meneer komt helemaal niet benauwd op mij over dus zal er iets anders aan de hand zijn.  Ik loop met hem mee naar een kleine woonkamer, waar de tijd al 50 jaar stil lijkt te staan. Bijzondere plek zo midden in de nacht. Waan me in een klein museum. 

Meneer vertelt, op mijn vraag waarom hij heeft gebeld, met dat hij benauwd was maar nu niet meer hoor. Maar ja hij was wel heel erg verkouden. Ook daar zie ik geen tekenen van. De man maakt een eenzame indruk en lijkt heel erg blij met mijn bezoek. 

In de map lees ik dat meneer de laatste tijd vaak in de war is. Hij woont alleen, weinig familie en de boerderij ligt afgelegen dus hulp van buren is er ook niet. De eenzaamheid die ik zie bij meneer snap ik dus wel. 

En dan zegt meneer ineens dat er allemaal beelden zijn in zijn kamer. Beelden?, vraag ik. Ja zegt hij beelden je weet toch wel wat dat zijn? Hij vertelt dat er ook een zit bij mij achter op de leuning van de stoel waarop ik zit. Ik kijk om en besef dat meneer beelden ziet die ik niet zie. 

Wat zijn het voor beelden?, vraag ik hem. Mensen, zegt hij, ze praten niet maar veranderen wel eens van kleur. Die mensen zijn in zijn hele huis vertelt hij mij. Ik vertel hem dat ik het niet zie maar dat ik begrijp wat hij bedoelt. De mensen komen telkens weer terug volgens meneer. Ik vraag hem of hij er bang van is. Dat gelukkig niet antwoordt hij mij. 

Jeetje dat deze man hier alleen moet wonen. Lichamelijk is hij voor zijn leeftijd nog fit maar mentaal eigenlijk niet meer in staat voor zichzelf te zorgen. Maar ja meer dan er nu heel even te zijn kan ik niet voor hem doen helaas. 

Ik rapporteer nog in de map wat de reden was voor mijn bezoek en geef meneer als advies naar bed toe te gaan. Hij gaapt en zegt dat te doen maar of dat echt zo is dat weet ik niet. Ik moet verder naar volgende cliënt en zal hem toch echt weer alleen moeten laten. 

Ik zeg meneer gedag en wens hem een goede nachtrust. Door de zijdeur ga ik weer naar buiten en als ik het deurtje dichtdoe achter me sta ik in het donker. Ik knip mijn zaklampje aan en meer dan waar de lichtbundel komt zie ik niet. Meneer zag mensen in zijn huis…. 

Hm ineens hoop ik toch heel erg dat dat inderdaad waanbeelden waren want zo in het donker op het erf voel ik mij niet echt veilig. Ik kijk om me heen maar zie niets dan donker. Ben blij als ik bij mijn auto ben, stap snel in. En dan moet ik om mezelf lachen. Herstel me en rijd naar de volgende cliënt. Weer een ervaring rijker.  
   
 

Hulpgeroep 

Het is 1 uur ‘s nachts en ben ik bijna op kantoor om even koffie te drinken als mijn telefoon gaat. Mijn collega aan de andere kant van de lijn vertelt dat, op een adres vlakbij waar ik op dat moment ben, iemand heeft gewaarschuwd omdat hij zijn buurman om hulp hoort roepen. 

Op de alarmeringslijst staat dat de sleutelcode niet bekend is, dus daar schiet ik niets mee op. Ik besluit er heen te rijden om de situatie te bekijken. Het blijkt te gaan om een appartement op de tweede etage. En als ik voor de deur sta hoor ik niemand roepen. 

Ik bel aan bij de buurman welke het aan ons had gemeld dat hij om hulp hoorde roepen. Deze buurman vertelde me dat tot een kwartier geleden hard om hulp en om een zuster werd geroepen. En nu is de man dus gestopt met roepen. 

De vraag is of er echt iets aan de hand is. Meneer kan gevallen zijn en niet meer in staat zijn te roepen, het ernstigste scenario wat ik kan bedenken. Maar ja kan ook “gewoon” zo zijn dat meneer in de war is. Daarom aan het roepen was en dan nu in slaap gevallen. En in dat laatste geval zou verdere actie van mij niet nodig zijn. 

Wat moet ik doen? Ik vraag de buurman of ik via zijn balkon mag kijken of ik iets kan zien in het appartement. Zal ik er even over heen klimmen? , vraagt de man. Hij ziet er uit als een fitte 60-er dus ja waarom niet. Oh wacht twee hoog hè lag dit appartement. Ik durf bijna niet te kijken en heb ongelooflijk spijt dat ik spontaan ja zei. 

Het gaat gelukkig goed en door de vragen van deze behulpzame buurman horen we de man in het appartement zeggen dat hij hulp nodig heeft en niet kan lopen. Helaas de sleutelcode weet hij niet en de balkondeur zit ook op slot. De buurman klimt weer terug en wat dat betreft kan ik weer opgelucht ademhalen. Maar feit blijft dat ik nog steeds buiten sta en meneer binnen om hulp vraagt. 

Er zit niets anders op dan de politie te bellen. Zij kunnen beslissen of de deur eventueel moet worden open gebroken of dat er wordt afgewacht. Ik ga naar beneden om de politie op te wachten. Binnen 10 minuten zijn ze gearriveerd en ik leg kort de situatie uit. 

De agenten lopen met me mee naar de tweede etage. Boven vragen ze mij of ik de sleutelcode heb. Eh nee want dat had ik jullie niet hoeven te bellen he? De agent kijkt me aan en ik kan niet anders dan constateren dat het de man aan humor ontbreekt op dit tijdstip. 

De agent besluit net zoals de buurman over het balkon te klimmen. En ik? Ik hou mijn ogen maar weer even dicht. “Hallo meneer, hoe gaat het met u? Ik ben van de politie.” Dat was kennelijk het sleutelwoord want de man roept de sleutelcode naar de agent. 

Ik loop naar de voordeur samen met de andere agent. Ik toets de code in en  als de deur opengaat ben ik benieuwd wat ik binnen aantref. Gelukkig ligt meneer in bed maar het is mij duidelijk dat hij wel wat hulp kan gebruiken. Ik stel een aantal vragen om zo de hulpvraag verder vast te kunnen stellen.  

Terwijl we met dhr in gesprek zijn horen we achter het gordijn iemand op het raam tikken. De agent doet het gordijn open en daar staat zijn collega. Oh ja verhip die was op het balkon geklommen en dat was ik echt vergeten. Voor mij was de client prioriteit uiteraard maar dat de agent door zijn eigen collega werd vergeten leverde mij toch echt even de slappe lach op. Gelukkig kon ik me verschuilen in de zorgmap. 

De agenten nemen afscheid en vervolgen hun dienst. Ik verzorg meneer en schrijf een rapport. Straks terug op kantoor zal ik de planning vragen om zorgmomenten voor de nacht in te zetten. Deze man kan niet de hele nacht alleen zijn. 

Enigszins opgelucht en weer een nieuwe ervaring rijker rijd ik, veel later dan op de planning staat, naar de volgende client. 

  

Dhr P is in de war. Wat nu?

De alarmeringstelefoon gaat. Ik neem op en aan de andere kant van de lijn een ambulanceverpleegkundige. Zij zijn opgeroepen door de buren van dhr P. Deze buren hadden meneer horen roepen en dachten dat hij gevallen was. 

Toen de ambulance gearriveerd was bleek dhr P. in paniek te zijn omdat hij naar het toilet moest maar niet wist hoe hij dat moest doen. De ambulanceverpleegkundige zag een map van onze organisatie en belde om te vragen of wij bij meneer langs konden komen om hem te helpen. 

Het gebied waarin ik werk is groot en ik was 25 min bij meneer vandaan maar kan direct in de auto stappen. Ik draai de straat in en de ambulance rijdt net weg. Eenmaal binnen tref ik een ietwat onrustige meneer. De jongens van de ambulance hadden hem naar het toilet geholpen vertelt hij, maar het moest allemaal vlug vlug want ze hadden er geen tijd voor. Meneer had daar weinig begrip voor maar ik was blij dat de ambulanceverpleegkundige mijn taak had overgenomen. Ik had namelijk geen idee hoe ik in mijn eentje deze grote zware man op het toilet had moeten krijgen. 

Nu ik iets langer met dhr praat bemerk ik dat hij behoorlijk in de war was. Denkt dat er brand is, ziet vlammen op de muur. Dit is echter de weerkaatsing van de brandende gaskachel. Die zo hoog staat dat ik inmiddels zweetdruppels op mijn voorhoofd heb staan. 

Ik hoor de voordeur opengaan en de zoon van dhr komt binnen lopen.  Ook hij is door de ambulanceverpleegkundige gewaarschuwd. De zoon vertelt me dat zijn moeder die dag is opgenomen in het ziekenhuis. En de hele familie dacht dat pa het wel redde alleen. Niets is minder waar. 

Samen met de zoon kom ik tot de ontdekking dat dhr niet meer zelfstandig kan functioneren door dementie.  Zijn vrouw hield dit al geruime tijd verborgen voor haar kinderen. Ze wilde hen niet tot last zijn en ze dit besparen. Zij deed alles voor haar man van het smeren van zijn boterham, geven van medicatie tot het bedienen van apparaten zoals de kachel en de telefoon. 

Wat nu? Deze meneer kan eigenlijk niet alleen thuis blijven deze nacht en de zoon heeft, wegens kleine kinderen, niet de mogelijkheid om te blijven.  Gelukkig kan ik het verzorgende team in te zetten om 2x een controle uit te voeren bij dhr vannacht. Een noodoplossing maar beter iets dan niets.

Mijn taak zit er hier op en met een gemengd gevoel loop ik naar buiten. Deze man kan niet voor zichzelf zorgen. Er wordt op hem gelet vannacht maar of het voldoende zal zijn….. Ik weet het niet. En dan die zoon. Moeder in het ziekenhuis en vader die niet meer die sterke man bleek te zijn die hij altijd was. Deze nacht zal hem nog lang bijblijven. 



Achter de voordeur

Vorig jaar liep ik wekelijks de krantenwijk van mijn dochter. De voordeuren leken me verhalen te vertellen. Sommige deuren glommen je tegemoet, andere leken echt nooit van het slot te gaan. Ik vroeg me met regelmaat af wat er zich achter zo’n deur afspeelde.

Iemand vertelde me eens dat het de reden was waarom zij in de thuiszorg was gaan werken. Het leven achter de deur werd zichtbaar, verhalen die schrijnend kunnen zijn maar vaak ook ongelooflijk mooi. Ik dacht daar vaak aan tijdens het bezorgen van de kranten. 

Nu heb ik sinds kort een functie waarin ik zowel in verpleeg/verzorgingshuizen werk als in de thuiszorg. Dus ook voor mij wordt nu het leven achter sommige voordeuren zichtbaar. En ervaar nu hoe bijzonder het is om iemands huis in te stappen. De voordeuren krijgen een verhaal. 

In mijn eerste dienst kwam er om 2 uur ‘s nachts een melding binnen. Met adres en sleutel ging ik op pad. Redelijk snel had ik het huis gevonden. Ik loop de tuin in en steek de sleutel in het slot. En dan vanuit de donkere gang hoor ik gegrom en zie de contouren van een grote hond. 

Oh ja dat is waar ook, ik ben een beetje bang van honden. Een detail die ik even was vergeten toen ik laaiend enthousiast aan mijn functie begon. Met knikkende knieën hoorde ik mezelf heel stoer zeggen: “Hallo hond waar is je baasje?” En tot mijn stomme verbazing liep hij voor me uit naar de slaapkamer. 

Wat heb ik achteraf om mezelf gelachen. Inmiddels ben ik vaker bij dit huis geweest en kent de hond mij nu. Soms komt hij kwispelend naar me toe maar meestal tilt hij alleen lui zijn kop op als ik weer eens op een nachtelijk tijdstip de gang in stap. 

En zijn baasje? Die kent mijn naam inmiddels en ik al een klein stukje van zijn verhaal.