Het is 1.30 uur als mijn alarmeringstelefoon gaat. Aan de andere kant van de lijn vertelt de centralist mij dat een man van 85 in een naburig dorp heeft gealarmeerd. Hij heeft haar verteld, via de spreek/luisterverbinding, dat hij heel erg benauwd is en hulp nodig heeft.
Ik noteer het adres, check deze op de alarmeringslijst en stap, nadat ik mijn collega heb verteld dat ik op pad ben, in mijn auto. De navigatie laat me zien dat het 25 minuten rijden is. Dat is best nog een eindje. De centralist van de alarmcentrale vertelde mij dat meneer niet heel erg benauwd klonk dus ga ik er van uit dat het niet nodig is om op dit moment andere hulp in te schakelen en dat ik die tijd heb om er rustig heen te rijden.
Onderweg bedenk ik de verschillende scenario’s die ik straks kan aantreffen. Meer voorbereiding dan dat is helaas niet mogelijk. Ik ben niet eerder bij deze cliënt geweest en ken zijn naam ook niet vanuit de rapportages.
Na even zoeken kom ik aan bij een klein oud boerderijtje. Het is er donker maar binnen brand er gelukkig wel licht. Via een zijdeurtje die veel weg heeft van een staldeur kan ik de woning binnen. Ik open de deur en roep: “Goedenacht, ik ben de verpleegkundige. Waar kan ik u vinden?”
Enigszins verbaasd komt meneer naar me toe lopen. Geheel aangekleed, alsof hij zo op stap gaat. Meneer komt helemaal niet benauwd op mij over dus zal er iets anders aan de hand zijn. Ik loop met hem mee naar een kleine woonkamer, waar de tijd al 50 jaar stil lijkt te staan. Bijzondere plek zo midden in de nacht. Waan me in een klein museum.
Meneer vertelt, op mijn vraag waarom hij heeft gebeld, met dat hij benauwd was maar nu niet meer hoor. Maar ja hij was wel heel erg verkouden. Ook daar zie ik geen tekenen van. De man maakt een eenzame indruk en lijkt heel erg blij met mijn bezoek.
In de map lees ik dat meneer de laatste tijd vaak in de war is. Hij woont alleen, weinig familie en de boerderij ligt afgelegen dus hulp van buren is er ook niet. De eenzaamheid die ik zie bij meneer snap ik dus wel.
En dan zegt meneer ineens dat er allemaal beelden zijn in zijn kamer. Beelden?, vraag ik. Ja zegt hij beelden je weet toch wel wat dat zijn? Hij vertelt dat er ook een zit bij mij achter op de leuning van de stoel waarop ik zit. Ik kijk om en besef dat meneer beelden ziet die ik niet zie.
Wat zijn het voor beelden?, vraag ik hem. Mensen, zegt hij, ze praten niet maar veranderen wel eens van kleur. Die mensen zijn in zijn hele huis vertelt hij mij. Ik vertel hem dat ik het niet zie maar dat ik begrijp wat hij bedoelt. De mensen komen telkens weer terug volgens meneer. Ik vraag hem of hij er bang van is. Dat gelukkig niet antwoordt hij mij.
Jeetje dat deze man hier alleen moet wonen. Lichamelijk is hij voor zijn leeftijd nog fit maar mentaal eigenlijk niet meer in staat voor zichzelf te zorgen. Maar ja meer dan er nu heel even te zijn kan ik niet voor hem doen helaas.
Ik rapporteer nog in de map wat de reden was voor mijn bezoek en geef meneer als advies naar bed toe te gaan. Hij gaapt en zegt dat te doen maar of dat echt zo is dat weet ik niet. Ik moet verder naar volgende cliënt en zal hem toch echt weer alleen moeten laten.
Ik zeg meneer gedag en wens hem een goede nachtrust. Door de zijdeur ga ik weer naar buiten en als ik het deurtje dichtdoe achter me sta ik in het donker. Ik knip mijn zaklampje aan en meer dan waar de lichtbundel komt zie ik niet. Meneer zag mensen in zijn huis….
Hm ineens hoop ik toch heel erg dat dat inderdaad waanbeelden waren want zo in het donker op het erf voel ik mij niet echt veilig. Ik kijk om me heen maar zie niets dan donker. Ben blij als ik bij mijn auto ben, stap snel in. En dan moet ik om mezelf lachen. Herstel me en rijd naar de volgende cliënt. Weer een ervaring rijker.