Een kladblok naast zijn bed, eentje in het tasje aan zijn rolstoel en nog een tussen de armleuning van zijn rolstoel geklemd. Meerder pennen in zijn borstzak, in het tasje en uiteraard ook naast zijn bed. Niets aan toeval overlatend wat dit betreft. Pen en papier betekenen communicatie met anderen.
Enige weken verblijft meneer nu in het verpleeghuis ter revalidatie. Hij is thuis gevallen en komt herstellen van de gevolgen daarvan omdat alleen thuis zijn nu even geen optie is. Meneer is blij om hier te zijn en vindt het heerlijk een praatje te maken met iedereen.
Meneer heeft een cochleair implantaat. Dit is een elektronisch implantaat dat geluid omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw in de cochlea (of slakkenhuis) direct stimuleren. Een microfoon bij meneer om zijn nek zorgt ervoor dat hij ons kan verstaan.
Helaas merken wij dat meneer ons steeds slechter verstaat en we wisselen wat vaker de batterijen van de microfoon. Kijken of alle snoertjes vastzitten enz maar dit alles zonder resultaat. Dus wordt er een afspraak gemaakt bij de KNO arts voor reparatie.
Vandaag is meneer naar het ziekenhuis geweest en ik tref hem ‘s avonds in zijn rolstoel op de gang. Hij huilt en geeft mij zijn kladblok en pen. Ik schrijf: “Hoe was het bij de arts?” Meneer kijkt me aan en leest daarna hardop mijn vraag. Hij schud zijn hoofd, haalt zijn schouders op en maakt een verslagen indruk.
Hij vertelt me dat hij te horen heeft gekregen dat het implantaat door de val schade op heeft gelopen en het nu echt niet meer doet. Met die conclusie komt een eind aan het horen voor meneer. Tranen lopen over zijn wangen. Nooit meer een echt gesprek voeren en nog erger zo vertelt hij me, nooit meer de stem van zijn dochter horen.
Jeetje hoe kan ik deze man nou troosten? Hij is in een klap iets kwijt waar hij zoveel waarde aan hecht, het praten en luisteren naar elkaar. Wat moet ik tegen hem zeggen?
Ik pak het kladblok en schrijf: “Ik weet echt op dit moment niet wat ik tegen u kan zeggen.” En net zoals daarnet pakt hij het kladblok en leest mijn woorden hardop voor. Hij kijkt me aan en zegt: “Ach kind dat maakt niets uit, ik kan het toch niet horen!”
Door zijn tranen heen een enorme glimlach en ook ik kan mijn lachen niet inhouden. Lachend duw ik zijn rolstoel door de gang. Een borrel lijkt me hier wel op zijn plaats dus die gaan we samen halen!